ACV, Unizo en Landbouworganisatie Boerenbond halen hun slag thuis en bekomen vernietiging van de zgn. “Bijkluswet”. Dat besliste het Grondwettelijk Hof op 23 april 2020. Een overzicht van de gevolgen, specifiek voor erkende deelplatformen, die kunnen blijven bestaan dankzij de Programmawet van 1 juli 2016.
Wettelijk kader
België nam in het verleden verschillende wetgevende initiatieven om de deeleconomie ademruimte te geven. De eerste stap werd gezet met de Programmawet van 1 juli 2016, dewelke een wettelijk kader creëerde voor erkende deelplatformen, en het mogelijk maakte voor burgers om tegen een gunstig belastingstarief bij te verdienen. Het aanvragen van een BTW nummer of inschrijven als zelfstandige was niet vereist wanneer men voldeed aan de toepassingsvoorwaarden van de deeleconomie wetgeving.
Een tweede horde werd genomen met de Wet van 18 juli 2018 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie (later nog gewijzigd met de Wet van 30 oktober 2018). Dit tweede wetgevend initiatief zorgde voor een verruiming van het toepassingsgebied (naar verenigingswerk en occasionele diensten van burgers aan burgers), verhoogde het verdienplafond en introduceerde een interessanter fiscaal gunstregime voor de bijverdiener.
Vernietigingsberoep
Op 24 januari 2019 dienden het ACV (Algemeen Christelijke Vakverbod), ondernemersorganisatie Unizo en landbouworganisatie Boerenbond (samen met enkele andere belangengroepen) een verzoekschrift in bij het Grondwettelijk Hof tot vernietiging van de Wet van 18 juli 2018 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie.
Op 23 april 2020 verklaarde het Grondwettelijk Hof het vernietigingsberoep gegrond. Het Hof besloot in haar arrest tot integrale vernietiging van de Wet van 18 juli 2018 en de Wet van 30 oktober 2018, met als voornaamste beweegreden dat er sprake is van schending van het gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel.
Handhaving en gevolgen voor erkende deelplatformen
Het vernietigingsarrest was uitsluitend gericht tegen de Wet van 18 juli 2018 (en de Wet van 30 oktober 2018) en viseert dus niet de oorspronkelijk bepalingen inzake deeleconomie zoals ingevoerd met de Programmawet van 2016. De Programmawet blijft bijgevolg onaangeroerd, waardoor gebruikers van erkende deelplatformen nog steeds kunnen genieten van een afzonderlijk statuut en een gunstig fiscaal regime. Weliswaar moet opnieuw rekening gehouden worden met de voorwaarden en het verdienplafond van de initiële wetgeving, en dit vanaf 1 januari 2021. De meest ingrijpende aanpassing is daarbij het speciale fiscale regime dat minder gunstig is dan hoe we het vandaag kennen.
Voor wat betreft het verenigingswerk en occasionele diensten door burgers aan burger, is de impact een stuk meer verregaand. Het regime van toepassing op deze twee pijlers van de deeleconomie wetgeving werd nl. pas ingevoerd met de Wet van 1 juli 2018 en zal dan ook niet langer blijven bestaan (behoudens nieuwe wetgevende initiatieven).
Het Grondwettelijk Hof houdt echter rekening met de moeilijkheden die voor de betrokkenen uit het vernietigingsarrest kunnen voortvloeien en besliste daarom dat het regime uit de Wet van 18 juli 2018 van toepassing zal blijven tot en met 31 december 2020. Nadien – en dus vanaf 1 januari 2021 – wordt opnieuw de initiële regeling van toepassing op bijverdieners die werken via erkende deelplatformen.
Datum: 25 April 2020
Relevante links:
Arrest Grondwettelijk Hof: klik hier
Persmededeling Grondwettelijk Hof: klik hier
Programmawet 1 juli 2016: klik hier
Wet 18 juli 2018 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie: klik hier
Eerdere blogposts over deeleconomie:
Deeleconomie 2.0: Nieuwe regels voor erkende deelplatformen
Sharing is caring
Vernietigingsberoep ingediend tegen de bijkluswet bij het Grondwettelijk Hof